Gerelateerde documenten

  • Stuur ons een reactie per e-mail
  • Permanent adres van deze pagina kopiëren naar het klembord

Archief

archief:1 Verenigingsarchief
archiefvormer:Vereniging De Hollandsche Molen
periode:1923 - 2020
toegang:
gewijzigd:2023-12-06

  •  Inventaris van het Verenigingsarchief DHM 1923 - 1973 (Inglot)
    •  De Vereniging (1923-1973)
      • Pag. I

        De Vereniging (Inglot, 1923 – 1973)

        Tijdens de onderzoekingstochten omstreeks 1921 van ir. A.ten Bruggencate en zijn neef A. Bicker Caarten naar de standerdmolen in Nederland - in feite een eerste aanzet tot inventarisatie van de molens in Nederland - werd duidelijk dat het molen bestand met verval en sloop werd bedreigd.

        Om het behoud van de molens te bevorderen werd op 15 mei 1923 op initiatief van voornoemde Ten Bruggencate, mr. A.L. Loosjes en C. Visser opgericht 'De Hollandsche Molen, Vereeniging tot behoud van Windmolens in Nederland',verder te noemen de Vereniging. Zij werd gevestigd te Amsterdam en telt momenteel ± 7000 leden.

        Volgens de statutaire bepalingen werd de Vereniging samengesteld uit het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de leden, terwijl in de loop van de jaren ten behoeve van diverse deel activiteiten commissies en werkgroepen werden opgericht.

        N.B.: Een "jaarvergadering" is een vergadering van het Algemeen Bestuur, gevolgd door een Algemene Ledenvergadering.

        Het beleid van de Vereniging is altijd gericht geweest op zowel technische en economische als esthetische aspecten van het molen behoud. Aangezien een duidelijk beeld van de vele activiteiten van de Vereniging wordt gegeven door de jaarboekjes en de uitgave '50 Jaren De Hollandsche Molen' van ir. F.Stokhuyzen (1973) wil ik op deze plaats volstaan met het aangeven van enkele hoofdlijnen.

        Op instigatie van het bestuur werd in 1924 begonnen met een technisch onderzoek naar de verbetering van de Hollandse windmolen teneinde te kunnen concurreren met het, reeds op grote schaal toegepaste, elektrische gemaal. Talrijk waren de pogingen van de Vereniging om de polder besturen te laten afzien van hun besluit de poldermolen te vervangen door een elektrisch gemaal. Daarnaast werd er bij de overheid voortdurend aangedrongen op wettelijke maatregelen ter bescherming van molens.

        Door de archivaris(sen) van de Vereniging werd een molen inventarisatie opgezet,die regelmatig werd bijgehouden en aangevuld met talrijke historische gegevens.Op deze wijze kreeg het bestuur een goed overzicht van de bestaande en verdwenen molens, hetgeen noodzakelijk was voor het te voeren beleid. Met de oprichting van de provinciale molen-

        Pag. II

        commissies en -stichtingen werd deze functie min of meer overgenomen door de betreffende provincies. Door haar vertegenwoordiging in de provinciale, regionale en plaatselijke molen commissies en -stichtingen kon de Vereniging een bijdrage blijven leveren aan de diverse werkzaamheden.

        In de loop der jaren werd de adviserende functie van de Vereniging naar zowel de overheid als de moleneigenaar toe steeds belangrijker.Vele adviezen werden verstrekt op het gebied van de restauratie, het onderhouden het aanvragen van de daarvoor bestemde subsidies. In samenwerking met de betreffende organisaties werd veel aandacht geschonken aan de opleiding tot molenmaker en (vrijwillig) molenaar. Voor een goed beheer van het molenbestand waren immers voldoende geschoolde molenmakers en molenaars nodig. Tevens trachtte de Vereniging door aankoop een aantal molens te behouden. Als eigenaar was zij direct verantwoordelijk voor de exploitatie van deze eigendomsmolens.

        Door middel van excursies, de uitgifte van het verenigingsblad 'Molennieuws' en andere activiteiten op het gebied van publiciteit en voorlichting werd in toenemende mate getracht het ledenaantal te vergroten.

        Al deze activiteiten hadden een toename van het dagelijks werk tot gevolg, zodat het aantal medewerkers 'ten kantore' en 'in het veld' inde loop der jaren werd uitgebreid.

        Dit gold tevens voor de huisvesting. Het kantoor,aanvankelijk gevestigd op de Herengracht 50 in een pand van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, verhuisde een aantal keren in Amsterdam en is sinds 1982 gevestigd op de Herengracht 176.

        De belangrijkste inkomsten van de Vereniging werden gevormd door de ledencontributie, de jaarlijkse subsidies van de overheid(rijk, provincies en gemeenten) en particuliere organisaties, de baten van de exploitatie van de eigendomsmolens, donaties en opbrengsten van incidentele aard.

    •  Het archief (1923 - ca. 1973)
      • Pag. III

        Het archief (Inglot, 1923 – ca. 1973)

        De ontwikkeling en groei van de Vereniging heeft ook zijn sporen nagelaten in het archief. Aan de hand van het aanwezige archief materialen de mededelingen van enkele (oud-) medewerkers van De Hollandsche Molen is getracht een schets te geven van de geschiedenis van het archief.

        1923 - ca. 1934

        In de eerste jaren werd het archief gevormd door de voorzitter/penningmeester mr. P.G. van Tienhoven (1923-1953) en de secretaris mr. J. den Tex (1926-ca.1931), waarbij de grens tussen vereniging- en privéaangelegenheden nog niet altijd even scherp werd getrokken. Zowel het kantoor van De Hollandsche Molen als dat van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten was gehuisvest op de Herengracht in de woning van Van Tienhoven, die voorzitter was van beide verenigingen.Tot aan zijn dood in 1953 heeft er een nauwe band bestaan met 'Natuurmonumenten'.

        1934 - ca. 1953

        Door de groei van de Vereniging en de uitbreiding van de werkzaamheden werd in1934 mej. E.F. Caro aangetrokken als tweede secretaresse. De voorzitter was opdat moment tevens secretaris/penningmeester. Omstreeks 1940 nam mej. Caro, als lid van het Dagelijks Bestuur, de secretaris functie over.Met haar komst werd de basis gelegd voor het huidige bestuursarchief. De vorming van series en dossiers, waartoe Den Tex de eerste aanzet had gegeven, werd voortgezet en uitgebreid, waarbij de zaaksgewijze ordening voorop stond. Stukken betreffende de eigendomsmolens werden opgeborgen ineen afzonderlijk molendossier. De toegankelijkheid van de dossiers werd bereikt door de beschrijvingen op de omslagen. Van het aanbrengen van een archief structuur zou pas enkele jaren later sprake zijn.

         

        pag. IV

        1953 - ca. 1969

        De komst in 1953 van ir. F. Stokhuyzen als nieuwe voorzitter (19531969) bracht een verandering teweeg binnen de Vereniging en haar archief.Tijdens zijn voorzitterschap werd het kantoor, ten gevolge van de groei van de administratieve werkzaamheden, uitgebreid met een tweede secretaris en een aantal medewerkers, die. geen lid zouden worden van het Dagelijks Bestuur. De secretaris functie binnen het Dagelijks Bestuur werdin196, na het overlijden van mej. Caro, overgenomen door respectievelijk mr. E.H.Y. van Rees (1964-1971) en mr. J.H. van den Hoek Ostende (1971-1974). Behalve door het Dagelijks Bestuur werd er nu door meerdere personen en afdelingen archief gevormd. Ten gevolge van deze ontwikkeling werd de zaaksgewijze ordening geleidelijk vervangen door het gebruik van chronologische reeksen, waarbinnen vaak een alfabetische orde werd aangehouden (bv. de series van de 'algemene correspondentie', de correspondentie met bestuursleden en molenmakers). Ook binnen de molen dossiers werd, voor zover deze reeds gevormd waren, de chronologie van de stukken aangehouden.

        Teneinde de toegang van het archief te bevorderen werd er een begin gemaakt met het aanbrengen van een scheiding tussen het statisch (oud) en dynamisch (nieuw)archief. Uit de 'algemene correspondentie' blijkt dat er in 1955 en de daaropvolgende jaren een groot aantal archiefdozen en een archiefkast met hangmappen werden aangeschaft. Uit deze gegevens en uit mededelingen van enkele medewerkers kan worden aangenomen dat vanaf 1955, onder leiding van F. Stokuyzen, een begin is gemaakt met de plaatsing van het statisch archief in archiefdozen en met de berging van de lopende molen dossiers in hangmappen. Vervolgens werd er een ingang gemaakt op het statisch archief in de vorm van een alfabetische trefwoorden index op de dossiers. Hoewel deze index ongedateerd is, is hij naar alle waarschijnlijkheid in dezelfde periode samengesteld (inv.nr. 305). Het is niet bekend wie belast was met de uitvoering van deze werkzaamheden.
         

        pag. V

        Behalve ordening en inventarisatie heeft er in de zestiger jaren een grote 'sanering' van het archief plaatsgevonden in verband met een groot gebrek aan archief ruimte. Stukken van algemene en incidentele aard, afkomstig uit de periode 1923-1940, zijn op grote schaal 'verwijderd' c.q. 'vernietigd' (bijv.in de series kopieboeken, correspondentie met molenmakers en 'algemene correspondentie'). In de reeds genoemde archief index heeft F. Stokhuyzen aangegeven welke mappen zijn 'doorgezien en gesaneerd' en welke hiervoor nog in aanmerking kwamen. Ineen bijgevoegde aantekening uit 1965/67 stelt hij tevens vast dat 'het wellicht aanbeveling (verdiende) om alles eens opnieuw te gaan groeperen'. Bij deze constatering is het vervolgens gebleven.

        1969 - 1973

        Tijdens het voorzitterschap van mr. P.J. Mijksenaar (1969-1976) bestonden er geen richtlijnen voor de vorming en het beheer van het archief. Van een selectie vernietiging is in deze periode evenmin sprake. Elke afdeling vormde, op zijn eigen wijze, een deel van het archief en vulde slechts sporadisch het statisch archief aan. Doorslaggevend hierbij was niet de ouderdom van de stukken maar het groeiend gebrek aan archief ruimte op de afdeling. Deze aanvullingen werden aangetekend in de bestaande archief index. Tot op heden is aan deze situatie weinig veranderd.

        In deze schets van het archief 'ten kantore' van de Vereniging zijn de archief vormende personen 'in het veld' buiten beschouwing gelaten, omdat deze personen 'eigen' archieven hebben gevormd. Over deze groep van personen en archieven kan het volgende worden opgemerkt.

        De inventarisatie van molens en historische gegevens, het beheer van foto's,documentatie en de bijbehorende correspondentie werden verricht ten huize van de archivaris(sen) van de Vereniging (tot 1956 door A. ten Bruggencate met assistentie van C. Bonenbakker jr. en vanaf 1956 door W.O. Bakker en I.J. de Kramer; zie het Jaarboek 19531956, p. 112-115). De door hen ontvangen en opgemaakte bescheiden zijn voor het grootste gedeelte in 1984 als de 'Collectie Ten Bruggencate' overgebracht naar het kantoor van de Hollandsche Molen.
         

        pag. VI

        Daarnaast waren vanaf 1923 een aantal 'correspondenten' in de verschillende delen van het land belast met het geven van inlichtingen omtrent de molens in hun omgeving (zie artikel T van de Statuten van 1923). De bijbehorende correspondentie,waarvan de Vereniging reeds het meeste in haar bezit heeft,werd door hen ontvangen, opgemaakt en beheerd.

        Als technisch adviseur van de Vereniging heeft A.J. de Koning sinds 1946incidenteel stukken ontvangen op zijn huisadres als gevolg van het directe contact dat hij, namens de Vereniging, had met vele personen en instanties. De beantwoording van de brieven gebeurde veelal op kantoor.

        Tot slot hebben ook de interne werkgroepen en commissies archieven gevormd die,na te zijn overgebracht, deel uit maken van het verenigingsarchief.

        Zoals blijkt is de huidige structuur van het archief bepaald door de werkzaamheden binnen en buiten de Vereniging, waarbij het Dagelijks Bestuur steeds de centrale plaats heeft ingenomen en verantwoordelijk was voor de vorming en het beheer van het gehele verenigingsarchief.

    •  De inventarisatie (1923 - 1973)
      • pag. VI

        De inventarisatie (Inglot)

        Op verzoek van het bestuur van de Stichting Molen Documentatie te Amsterdam werd door mij, in de hoedanigheid van middelbaar archief ambtenaar, in 1983 begonnen met de inventarisatie van ca. 18 meter 'oud-archief' van het bestuur van de vereniging De Hollandsche Molen aldaar. In1981 was er reeds een begin gemaakt met de inventarisatie door dhr. K.M.Dolman. Bij zijn overlijden in 1982 waren de notulen, de dossiers betreffende 'verdwenen molens' en enkele dossiers betreffende diverse onderwerpen bewerkt.Al snel bleek dat de inventarisatie-werkzaamheden meer tijd in beslag zouden nemen dan de geraamde periode van een jaar. Ter 'stimulering' van het een en ander werd het 'vrijwillig' dienstverband medio 1985 omgezet in een tijdelijke aanstelling. Onder begeleiding van het bestuurslid mr. J.H. van den



        pag. VII

        Hoek Ostende werd het arbeidsintensieve materiaal, bestaande uit correspondentie en andere losse stukken, beschreven en geordend. Tegelijkertijd werden er een aantal archieven en collecties gedeponeerd bij De Hollandsche Molen,waarvan bekeken moest worden in hoeverre zij in aanmerking kwamen voor opname in het bestuursarchief.



        Tot het statisch archief werd in beginsel alle correspondentie gerekend (dus geen krantenknipsels, foto's en andere documentatie) welke is ontvangen of opgemaakt door het bestuur van De Hollandsche Molen in de periode 1923-1973.Hiervan werden in de praktijk uitgezonderd de correspondentie over de bestaande molens (de betreffende molen dossiers berusten bij de administratie) en de correspondentie over de - sinds 1923 - verdwenen molens (zie de bijgevoegde inventaris van het 'Archief van de verdwenen molens').



        De eerste stukken in het archief dateren van vlak voor de oprichting in 1923.Als eind datum heeft het bestuur van de Stichting Molen Documentatie, in overleg met het bestuur van De Hollandsche Molen, gekozen voor het jaar 1973, waarmee een periode van 50 jaar wordt afgesloten. Dit betekent dat alle stukken van voor deze datum in principe 'openbaar en toegankelijk' zouden zijn. In de praktijk blijkt dat deze 'kunstmatige' begrenzing van het statisch archief - de Vereniging is immers nog steeds actief - er niet toe heeft geleid dat alle rubrieken en dossiers van voor 1973 volledig zijn. Het archief dat berust bij de administratie bevat daarentegen nog veel materiaal dat dateert uit de periode 1923-1973. Gezien de blijvende actualiteit van de stukken zal de administratie ze veelvuldig moeten raadplegen, zodat het grootste gedeelte van deze stukken voorlopig nog tot het dynamisch archief wordt gerekend. Van een klein gedeelte werden alsnog, met name tijdens de afrondingswerkzaamheden van mijn inventarisatie, enkele dossiers toevertrouwd aan het statisch archief.

        N.B.

        1. In de periode 1936 - 1953 zijn er geen notulen gevormd.
        2. Archiefstukken 16 en 17 bestaan niet


        Bij de inventarisatie is allereerst een primaire scheiding aangebracht tussen de stukken van algemene en bijzondere aard. Tijdens de beschrijving van de afzonderlijke stukken werd de aanwezige orde binnen de series en dossiers aangehouden, waarbij de reeds geschetste



        pag. VIII

        overgang van zaaksgewijze naar chronologische ordening zichtbaar werd. Bij de indeling van het archief schema is vervolgens uitgegaan van het basis schema voor waterschap en polder archieven van de provincie Zuid-Holland, dat een verdeling maakt tussen taken en middelen. In de aldus gevormde rubrieken werden door mij de reeds bestaande



        beschrijvingen van series en dossiers gehandhaafd, zodat de stukken uit de eerste dertig jaar uitvoeriger zijn beschreven dan de stukken uit de latere periode.



        De definitieve nummering van de stukken leverde een apart probleem op. Het klassieke systeem van een doorlopende nummering leek aanvankelijk te beperkt en dus ongeschikt voor dit archief. Er moest immers rekening worden gehouden met aanvullingen in de nabije toekomst uit het ongecodeerde dynamische en semi statische archief dat nog berust bij de betreffende medewerkers.Vervolgens is er een decimale code samengesteld ten behoeve van het internegebruik, waarbij rekening werd gehouden met de huidige activiteiten van de Vereniging en met de eisen die haar medewerkers stelden aan de continuïteit van de toegankelijkheid van het archief. Ten behoeve van de gebruikers is er bij de inventaris van het statisch archief uiteindelijk gebruik gemaakt van een doorlopende nummering. Deze nummering zal echter in de toekomst op gezette tijden (bv. na een periode van 10 jaar) aangepast moeten worden.



        In principe zijn alle in de inventaris opgenomen archiefstukken openbaar. Op verzoek is tevens inzage mogelijk in de lopende dossiers van bestaande molens.Beperkende bepalingen gelden echter voor de notulen en de inventarisnummers voorzien van een asterix.



        De 'algemene correspondentie' (inv.nrs. 29-64) bestaat in hoofdzaak uit stukken van algemene en incidentele aard. In de loop der jaren gaf de aard van een aantal stukken aanleiding tot de vorming van een eigen dossier. De voorafgaande correspondentie werd echter niet toegevoegd aan het nieuwe dossier. Het leek mij, op een enkel stuk na, niet relevant zo niet onmogelijk om de bestaande dossiers alsnog aan te vullen. Voorts heeft men de correspondentie uit de jaren.1925-



        pag. IX

        1940, met uitzondering van de stukken die zich elders bevonden, 'verwijderd' uit het archief.

        De jaarverslagen (inv.nrs. 81-85) werden uitgebracht in de Algemene Ledenvergadering en als zodanig afgedrukt in de jaarboeken / jaarboekjes van de Vereniging. Een exemplaar van de jaarboeken bevindt zich in de bibliotheek van De Hollandsche Molen.



        De 'correspondentie met bestuursleden' (inv.nrs. 108-262) bevat zowel stukken van algemene als bijzondere aard. In hoofdzaak beslaat deze correspondentie de gehele ambtsperiode van een bestuurslid. In verband met de herkiesbaarheid van de leden heeft men geen onderscheid gemaakt tussen de zittingsjaren en jaren van tussentijds aftreden (interval jaren). Uit de alfabetische trefwoorden index(inv.nr. 305) blijkt dat de correspondentie voor 1930 is opgeborgen bij het desbetreffende onderwerp of bij de 'algemene correspondentie' (en dus vernietigd!) en dat de correspondentie van 1930-1937 eveneens vernietigd is. De correspondentie met het oud-bestuurslid mr. J. den Tex in de periode 1931-1939(vermeld in inv.nr. 305) ontbreekt eveneens in het archief (zie voor de periode1948-1961 inv.nrs. 38-51). De inhoud van de 'algemene ledenadministratie'(inv.nrs. 263-281) is in de loop der jaren geleidelijk veranderd. Aanvankelijk werd de correspondentie met betrekking tot het lidmaatschap opgeborgen bij de 'algemene correspondentie'. Deze is, voor zover mogelijk, alsnog ondergebracht in deze rubriek. Omstreeks 1958 werd er een aparte administratie ingericht voorde correspondentie met de leden. Deze administratie bevat in hoofdzaak de correspondentie van algemene aard met alle leden van de Vereniging (ook de gemeenten) over diverse onderwerpen (lidmaatschap, 'Molennieuws', algemene informatie).



        De stukken betreffende het personeel (inv.nrs. 301-302), waaronder de personele dossiers, zijn voor zover aanwezig onvolledig en buiten de inventaris gehouden.Aangezien de loonadministratie lange tijd via de Vereniging Tot Behoud van Natuurmonumenten werd geregeld, ontbreken de desbetreffende stukken in het archief.



        De archief stukken uit de 'Collectie Ten Bruggencate' (inv.nrs. 317-1432) zijn,in overleg met het bestuur van de Stichting Molen Documen-



        pag. X

        tatie, opgenomen in het bestuursarchief van de Vereniging. Rekening houdend met de veelvuldige raadpleging in het verleden, heb ik ten behoeve van de herkenbaarheid de bestaande structuur zoveel mogelijk gehandhaafd. Hoewel deze collectie door het enthousiasme en de deskundigheid van de archivarissen steeds meer een eigen leven is gaan



        leiden, heeft de Vereniging de inventarisatie van molens gerekend tot één van haar taken (zie de Statuten van 1923). Dit gegeven rechtvaardigt mijns inziens de gekozen oplossing. Bovendien bevordert deze integratie de volledigheid en overzichtelijkheid van het gehele archief. De toekomstige gebruiker kan met een minimum aan verwijzingen de stukken terugvinden.



        De stukken betreffende de Technische Commissie van De Hollandsche Molen zijn om praktische redenen ondergebracht in het bestuursarchief (inv.nrs. 444-468). Het was niet duidelijk in hoeverre deze commissie, naast de notulen en de technische correspondentie, ook verantwoordelijk was voor de overige stukken betreffende technische kwesties.



        Daarbij waren de voorzitter en secretaris van het Dagelijks Bestuur van de Vereniging tevens lid van de Technische Commissie. In welke hoedanigheid zij de stukken hebben ontvangen en opgemaakt was moeilijk te reconstrueren. Bovendien ligt het moment waarop de commissie werd opgeheven niet vast. Vanaf 1946 werden de technische kwesties behartigd door de technisch adviseur van De Hollandsche Molen, A.J. de Koning. De correspondentie van algemeen technische aard werd ondergebracht bij de 'algemene correspondentie'; de overige correspondentie in het desbetreffende (molen)dossier.



        De Prinsenmolen-Commissie werd omstreeks 1936 opgericht (In 1941 bestond de Prinsenmolen-Commissie uit de volgende leden: ir. W. Cool (voorzitter), J.J.Hillen (secretaris), prof. dr. J.M. Burgers, prof. ir. J. Muysken en ir. A.Havinga van de Technische Hogeschool te Delft, ir. W.N. van Nooten van het Hoogheemraadschap Schieland en prof. ir. M.F. Visser van de Landbouw hogeschool te Wageningen). . Deze Commissie van voornamelijk Delftse ingenieurs verrichtte onderzoek en metingen aan de Prinsenmolen te Hillegersberg en andere Zuid-Hollandse molens. De resultaten en technische beschouwingen zijn vastgelegd in



        pag. XI

        het in 1942 verschenen 'Prinsen-molenboek' (inv.nrs. 503-508).



        De Benthuizer Molencommissie, ingesteld tijdens een vergadering van het Algemeen Bestuur van De Hollandsche Molen op 23 oktober 1947, had als doel de uitvoerbaarheid van het 'Plan Zierfuss' te onderzoeken (Lid van de Benthuizer Molencommissie waren: ir. F. Stokhuyzen (voorzitter), J.K. Zierfuss(secretaris), A. Bicker Caarten, dr. ir. W. Lulofsen ir. W. Middelberg, bestuursleden van De Hollandsche Molen en prof. ir. D. Dresden, voorzitter van T.N.O.).



        Volgens dit plan zou men molens kunnen gebruiken voor de opwekking van elektrische energie. Het onderzoek vond plaats bij de bovenmolen van de Benthuizer polder (ZE). Er is een onderscheid gemaakt tussen de stukken betreffende deze commissie (inv.nrs. 583-607) en de stukken van de voorzitter van de commissie (bijlage 1). Laatstgenoemde stukken zijn afkomstig uit het persoonlijk archief van ir. F. Stokhuyzen en zijn vanwege het verschil in redactionele vorm opgenomen als gedeponeerd archief.



        Vanuit De Hollandsche Molen werd op 28 januari 1952 de Stichting Elektriciteitsopwekking door windmolens opgericht (inv.nrs. 608-627). Onder leiding van ir F.D. Pigeaud en prof. dr. ir. R.J. Forbes werden, naar aanleiding van de resultaten van de Benthuizer-Molen commissie, de plannen voorde opwekking van elektriciteit door windmolens nader uitgewerkt. Tezamen met De Hollandsche Molen werd in 1954 het blad 'Molennieuws' uitgegeven. De stichting,die steeds meer een eigen leven ging leiden, wijzigde in 1963 haar naam in de'Stichting Electriciteitsopwekkingdoorwind-en waterradmolens'. In 1972 werdende werkzaamheden beindigd. De activiteiten zijn daarna voortgezet door DeHollandsche Molen in de vorm van de werkgroep 'Electriciteitsopwekking doorwindkracht', die in 1974 opgevolgd werd door de werkgroep 'Windenergie'. Zieook het gedeponeerd archief van de Stichting Electriciteitsopwekking door wind-en waterradmolens (met plaatsingslijst).



        Bij de 'Correspondentie met molenmakers' (inv.nrs. 661-T53) is de woonplaatsvan de molenmaker opgenomen. Hiermee kan een indicatie worden gegeven van destreek waarin een molenmaker werkzaam was. Zie voor de werkzaamheden aan eenbepaalde molen ook het desbetreffende molen-



        pag. XII

        dossier. Het grootste gedeelte van de correspondentie uit de periode 1934-1942is in 1967 'verwijderd' uit het archief.



        De dossiers van de (voormalige) 'eigendomsmolens' (inv.nrs. 782-112)4) zijn deenige molendossiers die, vanwege de bijzondere bemoeienis van De HollandscheMolen, zijn opgenomen in de inventaris. Per molen zijn de stukken volgens eenvast schema ingedeeld (algemeen/verwerving/beheer/verlies/tekeningen), dat ooktoegepast kan worden op de dossiers van (voormalige) eigendomsmolens in hetdynamisch archief van de Vereniging.



        De stukken betreffende het verenigingsblad 'Molennieuws' zijn onderverdeeld in:



        a. Periode 1953-ca. 1963. In 1953 werd de Commissie 'voor het uitgeven van eenmolenbulletin' ingesteld (Deze commissie werd ingesteld tijdens de AlgemeneBestuursvergadering op 7 maart 1953 en gevormd door de heren A. Bicker Caarten,K. Boonenburg, H.P. Gorter en A.J'de Koning, allen namens De Hollandsche Molen,en F.D. Pigeaud, namens de Stichting Electriciteitsopwekking door windmolens).



        Vanaf 1954 was de Redactiecommissie Molennieuws belast met de uitgifte van hetblad. Bestuursleden en medewerkers van beide organisaties hadden zitting in deredactiecommissie die vanaf 1956 als zodanig niet meer vergaderde. Tot 1964 wasde redactie officieel gevestigd te Hilversum. De stukken van beide commissieszijn opgevat als gedeponeerd archief (bijlagen ii en iii).



        b. Periode 1964-1972. Vanaf mei 1964 is de 'redabtie officieel. bereikbaar ophet kantooradres van De Hollandsche Molen. De ingekomen en minuten vanuitgaande stukken zijn ondergebracht in het bestuursarchief (inv.nr. 1130).



        Na de opheffing van de Stichting Electriciteitsopwekking (....) in 1972 zijn ernieuwe pogingen ondernomen een redactiecommissie te vormen. Pas in 1979 wordtde nieuwe redactiecommissie vermeld in het jaarboekje.



        De term 'jaarboek' wordt gebruikt voor de eerste zes meerjarenbundels, die deverenigingsjaren 1923-1960 bestrijken (le: 1923-1926,2e: 1927-1934, 3e:1935-1942, 4e: 1943-1952, 5e: 1953-1956, 6e: 1957-1960).



        Van 1961



        pag. XIII

        verschijnt er (nagenoeg) elk jaar een jaarboekje.



        In de discussie met de overheid inzake het molenvraagstuk is de Verenigingsteeds opgekomen voor de bedreigde molens en de belangen van de molenaars enmolenmakers. Omstreeks 1940 werd er kritiek geuit op het 'Mengvoederbesluit'(inv.nrs. 1199-1206). Veel molenaars konden niet aan de gestelde eisen voldoenen waren genoodzaakt om, bij gebrek aan werk, hun molen stil te zetten. In 1947werd tijdens de Algemene Bestuursvergadering op 1 maart de interneStudiecommissie 'Ontwerp-Molenwet' ingesteld (5. Lid van deze Studiecommissiewaren: mr. H. Westermann (voorz.), J.R. Ersink Smeets (secr.), mr. S.P. baronBentinck, A. Bicker Caarten, A.L. Schuurman en H. Trouwen). Deze commissie had alsdoel de betrokken minister te adviseren inzake het wetsontwerp (inv.nrs.1208-1209).



        De 'Noodwet Monumentenzorg' (inv.nr. 1210) hield in dat molens gesloopt kondenworden zonder voorafgaande toestemming van de Rijkscommissie voor deMonumentenzorg. Met de invoering van de Wet 'Bescherming Waterstaatswerken inOorlogstijd' (BwO) in juni 1952 werd deze situatie gewijzigd. (inv.nr. 1213).De  Subsidieregeling onderhoud in bedrijf zijnde wind- en watermolens 1van 1961 (inv. nr. 121.5 en 1211.6) stelde een maximum vast (60%) aan de teontvangen subsidie in de onderhoudskosten, die zou worden verleend door hetrijk (40%), de provincie (10%) en de gemeente (10%). Over de hoogte van deuiteindelijke bijdrage zouden de Provinciale Molencommissies, in overleg met DeHollandsche Molen, advies uitbrengen aan de Gedeputeerde Staten.



        De contacten met de provinciale overheden namen toe naarmate de provincies meerbevoegdheden kregen op het gebied van het molenbehoud in de eigen provincie. Nade invoering van een Provinciale Molenverordening (voor het eerst in 1951 voorZuid-Holland; inv.nr. 1211.5) was toestemming nodig van Gedeputeerde Statenvoor het slopen, veranderen of buiten gebruikstellen van molens. Daarnaastwerden er provinciale overlegorganen ingesteld voor de instandhouding eninventarisatie van molens. Deze Provinciale Molencommissies, waarin zowel deprovinciale overheden als De Hollandsche Molen zijn vertegenwoordigd, brachtenonder meer advies uit aan Gedeputeerde Staten



        pag. XIV

        inzake de subsidies, zij inventariseerden het molenbezit en stelden eenprovinciaal molenboek samen.



        In de inventaris is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de provincialebesturen (inclusief Gedeputeerde Staten, de Provinciale Waterstaat endeProvinciale Planologische Dienst) en de Provinciale Molencommissies. Delaatstgenoemde commissies zijn vanwege de bijzondere aard van de werkzaamhedenondergebracht bij de stichtingen met een soortgelijke doelstelling enwerkwijze.



        De opleiding van molenmakers en molenbouwers werd door de Vereniging gezien alseen belangrijke voorwaarde voor het molenbehoud. Omstreeks 190 werd deopleiding actueel toen een tekort aan molenmakers dreigde door een toename vanrestauratieactiviteiten. In samenwerking met de Stichting VakopleidingBouwbedrijf werd omstreeks 1960 een leerplan ontwikkeld voor een officieelerkende opleiding tot molenmaker (mv. nrs. 1413-1119).



        Het examen voor vrijwillig molenaar vormde de afsluiting van demalenaarsopleiding van het Gilde voor Vrijwillige Molenaars. Het diploma werduitgereikt tijdens de Algemene Ledenvergadering van De Hollandsche Molen(inv.nrs. 1125-128).



        De stukken betreffende het buitenland (inv.nrs. 1138-1187) bevatten zowelcorrespondentie met buitenlandse molenorganisaties en -vrienden als stukkenbetreffende een bepaalde molen. Zie voor de correspondentie met buitenlandseledende 'ledenadministratie' (inv.nrs. 263-281) en voor de correspondentie metniet-leden de 'algemene correspondentie' (inv.nrs. 29-64).



        Gaarne wil ik ter afsluiting een aantal personen en instanties bedanken voorhun bijdrage aan deze archiefinventaris.



        Allereerst de heer mr. G. van der Flier, die als oprichter en eerste voorzittervan de Stichting Molendocumentatie bij voortduring op het belang vanarchivering en documentatie heeft gewezen.



        Vervolgens het volledig bestuur van de Stichting Molendocumentatie voor hetgeleverde commentaar op de concept-inventaris; de bestuursleden mr. J.H. vanden Hoek Ostende, die mij gedurende de afgelopen



        pag. XV

        jaren heeft begeleid en C.A. van Hees, die het materiaal voor de illustratiesheeft aangereikt.



        Voorts de vereniging De Hollandsche Molen voor de mij geboden faciliteiten enhet Rijksarchief in Zuid-Holland te Den Haag voor het druk-klaar maken envermenigvuldigen van de inventaris.



        Tot slot het Prins Bernhard Fonds dat de financiering van deze werkzaamhedenheeft mogelijk gemaakt.



        mw. C.W.M. Inglot juni 1986.

    •  Inleiding bij inv. nr. 490 t/m 494 Ideeënprijsvraag 1924
      •  

         

        Ten geleide,

         

                    In 1924 nam het bestuur van de in 1923 opgerichte Vereniging De Hollandsche Molen (DHM) als een van haar eerste belangrijke besluiten: het uitschrijven van een prijsvraag ter verbetering van de windmolen. Het spook van de sloop waarde in Nederland rond en had reeds zeer vele slachtoffers geeist.

        DHM, opgericht om het behoud van de windmolens te bevorderen en de sloop zo veel als mogelijk tot staan te brengen, besefte maar al te goed dat de rendabiliteit van de traditionele windmolens het zwaar te verduren had in de concurrentieslag met nieuwe opkomende technieken, met name van electromotoren.

                    Daaraan moest iets gedaan worden. Wat was er technisch mogelijk en welke ideeën leefden er bij de gebruikers: molenaars en polderbesturen ? Hoe bekeken molenmakers en ingenieurs, voor zover zij de traditionele molen een warm hart toedroegen, de toekomst van de vertrouwde molen ?

                    Tot veler verrassing kwamen er na de aankondiging van de ideeën-prijsvraag bijna veertig inzendingen bij DHM binnen. Door het secretariaat van De Hollandsche Molen werden deze inzendingen onder motto op volgorde van binnenkomst genummerd en in twee mappen opgeborgen. Deze ordening is steeds gehandhaafd gebleven.

                    Een zeer vakkundige jury beoordeelde deze inzendingen en wees acht inzendingen aan die een prijs verdienden.

                    Wat is er nu met de schriftelijke neerslag van deze aktie na de prijsuitreiking gebeurd ?

        In de “Inventaris van de Archieven van “De Hollandsche Molen”, in opdracht van de Stichting Molendocumentatie, opgesteld door mevr. C.W.M. Inglot in 1987 worden onder de nummers 490 – 494 vijf dossiernummers beschreven betreffende deze voor DHM zo belangrijke zaak. Drie van de nummers zijn echter afkomstig uit particuliere archieven. We kunnen dus vaststellen dat het archief over deze zaak bijna geheel verloren geacht moest worden, of  mogelijk op een tot voor kort onbekende plaats zou berusten.

                    Bij mijn inventarisatie van het archief van de Stichting Electriciteitsopwekking door windmolens las ik dat in elk geval de voorzitter van die Stichting, de heer Pigeaud, deze stukken geleend heeft. Navraag bij zijn zoon leverde echter niets op. Ook niet bij andere mogelijke gebruikers.

        Het was dan ook zeer verrassend , dat Arie de Koning op een gegeven moment in 1997 een grote hoeveelheid archivalia aan DHM overhandigde, voornamelijk afkomstig van de jury, die deze ter beoordeling had ontvangen.

                    Op verzoek van de heer C. van Hees, heb ik deze stukken nu geinventariseerd en beschreven. De genoemde vijf nummers uit de inventaris van Inglot zijn ook hierbij opgenomen.

                    De bestaande dossiers konden sterk worden uitgebreid en vele nieuwe dossiers gevormd. Opmerkelijk was, dat er geen technische tekeningen van de voorgestelde molenverbeteringen daarbij werden aangetroffen.

                    In 1994 had de SMD al een lijst opgemaakt nadat map I met acht oplossingen waarvoor een prijs was uitgeloofd, was teruggevonden, te weten de inzendingen nrs, 8 , 9 ,

        15 I en 15 II, 16 , 22 , 24 , 37 , en 39. Niet alleen de tekeningen, maar ook de beschrijvingen werden in de map aangetroffen. Bovendien zaten in deze map de niet bekroonde nummers 23, 34 en 35. De inventarisatielijst van 1924 geeft bovendien de nummers 13 en 33 open.

         

         

         

                                                                               -3-

         

        In de correspondentie[1] vond ik brieven en artikelen waarop geschreven “13”. Ik vermoed dat deze inzending reeds door de administratie buiten mededinging is gehouden, omdat de inzending niet zo zeer antwoord geeft op de verbetering van de molen, maar meer op de beveiliging. Ik heb echter deze stukken toch ondergebracht bij de inzendingen[2].

        De overige nummers bevinden/bevonden zich kennelijk in Map II, waarvan de verblijfplaats nog steeds onbekend is.

                    Het lag in de bedoeling van de teruggevonden tekeningen met beschrijvingen te microficheren en daartoe een prijsopgave te vragen bij Microformat te Lisse. Om een offerte mogelijk te maken heeft de heer van Hees toen een specificatie gemaakt van deze tekeningen, die ook in de hier volgende inventaris zijn opgenomen. De tekeningen zelf zijn echter afzonderlijk opgeborgen.

                    Onder nummer 1 van de hier volgende inventarisatie vermeld ik de plaatsingslijst opgemaakt door de toenmalige administratie, met daarbij een uitgebreide lijst van de inzendingen in volgorde van binnenkomst. Ook de jury heeft deze nummering aangehouden.

                    Het leek mij daarom gewenst in de beschrijving deze volgorde over te nemen, ongeacht of het dossier bestaat of niet en ongeacht de omvang van een dossier. Dit heeft tot voordeel, dat indien hopenlijk nog eens een ontbrekende inzending in bijv. een particulier archief zal opduiken, deze gemakkelijk zonder wijziging van de inventarisnummers kan worden ingevoegd. Indien er geen stukken van de betreffende inzending zijn, wordt de beschrijving van het dossier wel overgenomen van de in 1924 opgemaakte lijst, maar met een * aangegeven, dat er dus geen stukken van aanwezig zijn.

                    Aangezien de in 1987 bekende stukken beschreven staan onder de nummers 490-494 van de Inventaris van De Hollandsche Molen 1923 – 1973, heb ik ervoor gekozen de stukken te voorzien van een subnummer: 490 -494.-1 tot -31. Daarbij zijn de subnummers -11 en -13 verder onderverdeeld met een volgnummer.

                    Een waarschuwing voor de gebruiker van deze dossiers: hij/zij moet geen al te grote verwachtingen koesteren. Sommige dossiers van de inzendingen ontbreken nog steeds, zoals gezegd, maar anderen zijn zeer summier en onvolledig. Toch kunnen we blij zijn dat een groot en belangrijk deel van de inzendingen nu toch weer is gevonden en ons een aardige kijk geeft van de ideeën die toen bij molenmakers en molenaars leefden om te komen tot technische aanpassingen van de oude, vertrouwde molen.

        ___________________________________________________________________________________________

        [1] Zie inv.nr. 490 – 494: 11.1

        [2] Zie inv.nr. 490 – 494: 13.13.

        494: 13.13.

  •  Voorlopige inventaris van het Ver.archief DHM (1917) 1974 - ca. 1990
    • 1

      T O E L I C H T I N G

      Deze inventaris is tot stand gekomen door samenvoeging van de supplementen op de inventaris van 1987 uit 1990 en 1995. De indeling alsmede de nummering is afgeleid van de inventaris uit 1987. Dit verklaart de nummers met de schuine strepen en enkele ‘a—numners'.

      Bij definitieve inventarisatie dient de nummering herzien te worden. Mede om die reden is de inventaris dan ook als "voorlopig" aangemerkt.

      In verband net de vele nieuwe rubrieken is een geheel nieuw archiefschema (zie inhoudsopgave) op de supplementen vervaardigd.

      In de inventaris is De Hollandsche Molen, Vereniging tot behoud van molens in Nederland, afgekort tot DHM. Het bestand is opgemaakt in het programma WordPerfect 5.1.

      In de inventaris uit 1987 en het supplement uit 1990 zijn de hoofdzakelijk ingekomen vergaderstukken van organisaties van uiteenlopende aard geordend en beschreven op een wijze dat het net lijkt alsof hier sprake is van aparte archiefjes. (zie bijvoorbeeld De Stichting "De Utrechtse Molens" op pag. 103) . Deze feitelijke herordening en beschrijving is in 1995 niet meer toegepast omdat deze mij uit archivistisch oogpunt minder wenselijk voorkwam. Slechts indien er sprake is van correspondentie, bijv. over een specifiek onderwerp, zijn de stukken hierover apart beschreven. Voor het overige zijn de stukken als ingekomen (en minuten van uitgaande) stukken beschreven.

      F. Schoonheim juli 1995

      Illustratie titelpagina:

      paltrokmolen "De Poelenburg t' te Zaandam uit het boek "Molens en klederdrachten in Nederland" (uitg. Tieleman & Dros te Leiden, 1949).

  •  Inventaris van het archief van het bestuur van DHM (1951-) 1988 - 2000 (Mantel)
    • De vereniging in de jaren negentig

      Vereniging De Hollandsche Molen had in het begin van de jaren negentig te maken met teruglopende subsidiebudgetten voor restauratie en onderhoud van molens. In 1994 ontstond in dit opzicht een omslag door de presentatie van het Strategisch Plan voor de monumentzorg, waarin ook specifieke aandacht voor molens werd gegeven. Het lobbywerk bij het ministerie van WVC werd dan ook steeds belangrijker voor de vereniging. Tegelijk groeide in dit decennium het aantal molens gestaag, van 1066 wind- en watermolens in 1990 tot 1085 in 2000. Deze groei was mogelijk doordat allerlei organisaties zich inzetten voor de herbouw van verdwenen of onttakelde molens. Daartegenover stonden ook verliezen door brand. Veel aandacht was er ook voor de bescherming van molenrestanten en molenstompen, dit met wisselend resultaat.

      Tegenover de groeiende aandacht en middelen van het Rijk stond echter een teruglopende aandacht voor molens en molenrestauraties van de provincies, die voorheen een belangrijke rol hadden gespeeld op dit gebied.

      Daarnaast bleef de vereniging zich bezig houden met zaken omtrent de molenbiotoop en technisch onderhoud. Vooral de voorgenomen bouw van nieuwe spoorlijnen (Betuwelijn en HSL-Zuid) was een punt van zorg en aandacht. De nieuwe spoorlijnen zouden leiden tot het verdwijnen van molens en de aantasting van de molenbiotoop van een aantal andere. In 1995 organiseerde de Werkgroep Molenbiotoop een grote publiekscampagne om het verlies van wind voor molens door bouwprojecten aan de orde te stellen.

      Doorgaande aandacht had de examinering van vrijwillige molenaars, het verzorgen van PR en het onderhoud en restauratie van de eigen molens. Een belangrijke taak die voortgang vond was het opleiden en examineren van vrijwillige molenaars.

      Een daling van het ledental in het begin van de jaren negentig werd tijdelijk een halt toegeroepen door een grote ledenwerfactie naar aanleiding van het 70-jarig bestaan in 1993. In 2000 bedroeg het aantal leden echter 5.633, tegenover nog 6.314 in 1990. Voor de inkomsten was de vereniging afhankelijk van subsidies, maar de bijdragen uit contributies en nalatenschappen waren echter veel belangrijker.

      Het archief

      Het archief bevat de bestuursstukken, zoals verslagen van het Algemeen en Dagelijks Bestuur en de Algemene Ledenvergaderingen uit de jaren negentig van de twintigste eeuw. De stukken met betrekking tot de taken van de vereniging gaan echter veel verder terug. Bij de inventarisatieprojecten die eerder zijn uitgevoerd zijn deze stukken gemist en niet opgenomen in de inventaris van C.W.M Inglot over de periode tot 1973 en de aanvulling daarop over de periode tot 1990.

      De ordening en inventarisatie van het blok over de periode 1990-2000 is in een aantal perioden uitgevoerd tussen 2004 en 2009. De ordening van het archief is aanvankelijk in opdracht gegeven aan Loek Nijholt Archiefservice B.V. Dit bedrijf is in 2005 in andere handen overgegaan, waarna de opdracht niet meer volledig is afgerond. In 2008-2009 is de ordening en beschrijving tenslotte voltooid door VHIC, waarvan de voorliggende inventaris het resultaat is.

      Bij de indeling van de inventaris is in grote lijnen de indeling aangehouden die C.W.M. Inglot ook had gemaakt voor haar inventaris. Ook is de beslissing genomen om de oudere stukken die in het bestand zijn aangetroffen hierbij te houden. Bij de ordening in 2004-2005 waren deze ook al opgenomen. In een aantal gevallen ging dat ook om rubrieken die gedurende tientallen jaren in één map waren verzameld, zoals de verzoeken om informatie (inv. nr. 169). Uit elkaar halen hiervan was onwenselijk.

      Bij het bestuursarchief zijn tevens de archieven aangetroffen van Stichting Molendocumentatie (SMD) en Stichting Fonds Aankoop en Onderhoud van Molens (FAOM). Deze bestanden zijn apart beschreven en opgenomen in de annex bij de inventaris.

      Tenslotte werd ook nog een aantal dozen aangetroffen met stukken van vereniging De Hollandsche Molen, die strikt genomen in de eerdere archiefblokken thuishoren. Om praktische redenen is ervoor gekozen deze stukken in dit blok op te nemen in de volgorde waarin ze zijn aangetroffen. Opvallend hierbij is het dossier betreffende de restauratie van de stellingmolen De Roos te Delft, die plaatsvond tussen 1986 en 1990, en de rapporten van A.J. de Koning, technisch adviseur van de vereniging uit de periode 1954-1964. Een curiosum is het rapport over de bemaling van polder de Ronde Hoep bij Ouderkerk aan de Amstel uit 1866.

      B. Mantel, 2009

  •  Inventaris van het Verenigingsarchief van DHM 2000 - 2010
  •  Inventaris van het Verenigingsarchief van DHM 2010 - 2020
    • Inleiding van het archief van de Vereniging De Hollandsche Molen 2010-2020

      Geschiedenis van de organisatie

      Met de statutenwijziging bij Vereniging De Hollandsche Molen in 2010 ontstond er een duidelijkere scheiding tussen enerzijds het toezicht houden (de algemene vergaderingen) en anderzijds het besturen (bestuur) en uitvoeren (directie). Deze scheiding was daarnaast ook nodig om te voldoen aan de eisen van het Centraal Bureau Fondsenwerving.

      Een nieuw meerjarenbeleidsplan werd opgesteld waardoor het mogelijk moest worden om een nieuwe werkwijze en taakafbakening te implementeren voor De Hollandsche Molen.

      In de jaren daarna leidde dit er toe dat de volgende taakvelden te zien zijn:

      Draagvlakverbreding

      Onder draagvlakverbetering vallen onder andere het organiseren van de Nationale Molendag en het geven van ondersteuning bij de Regionale Molendagen.
      Een van de belangrijkste items bij dit onderdeel vormt de jaarlijkse uitreiking van de Molenprijs. Deze wedstrijd waarbij molens genomineerd kunnen worden wordt sinds 2010 in samenwerking met de Bankgiroloterij gehouden. De molen met de meeste publieksstemmen verkrijgt een geldbedrag om de gewenste onderhoudswerkzaamheden en/of activiteiten uit te voeren.

      Ook werden er in de afgelopen jaren vele publieksacties gehouden om meer draagvlak c.q. leden voor de vereniging te krijgen.

      Het blad “Molens” wordt drie à vier maal per jaar uitgegeven en aan leden verstuurd. Naast het blad “Molens” wordt ook via sociale media informatie verstrekt om zo het draagvlak te verbreden. In de verslagperiode is de inzet van sociale media sterk gestegen.

      Belangenbehartiging

      De Hollandsche Molen draait in verschillende gremia mee om te zorgen voor een goede belangenbehartiging. In de verslagperiode is onder andere meegewerkt aan het opstellen van de herziening van het Molenbeleid. In 2013 en 2014 werd hard gewerkt aan het project “Molentoekomst”, waarbij samengewerkt werd met andere molenorganisaties om de visie op de toekomst van de molens op te stellen.

      In 2017 is door de Vereniging een plan uitgewerkt om via het Molenfonds een groot aantal projecten op het gebied van groot onderhoud van molens mogelijk te maken.

      In 2020 werd onder andere reactie gegeven op de begonnen evaluatie van de onderhoudsregeling voor rijksmonumenten waar veel molens gebruik van maken.

      In de periode 2010-2020 is het ledenaantal en donateurs licht gedaald van 5253 (resp. 4686 leden en 567 donateurs) in 2010 naar 5191 (resp. 3221 leden en 1970 donateurs) in 2020.

      De Molenadviesraad, bestaande uit vertegenwoordigers van diverse molenorganisaties, vormt een deel van de belangenbehartiging.

      Advisering

      Een standaardactiviteit is het (gedeeltelijk betaald) adviseren van moleneigenaren over restauratie en de instandhouding van molens. Daarnaast worden er ook regelmatig adviezen rond molenbiotopen in het kader van herziening van bestemmingsplannen aan gemeenten gegeven.

      In de verslagperiode waren verschillende werkgroepen actief, zoals de Werkgroep Molenbiotoop en de Werkgroep Veiligheid.

      In 2013 is de Molenacademie opgericht waarbij diverse cursussen op verzoek worden georganiseerd. De laatste jaren is, mede door de coronacrisis, meer aandacht gekomen voor E-learning cursussen.

      Op verschillende momenten in de periode 2010-2020 zijn er adviezen verstrekt aan regionale en plaatselijke molenorganisaties voor het verkrijgen van nieuwe vrijwilligers.

      Ook het werk van de examencommissie, de jaarlijkse afname van examens door nieuwe molenaars, kan onder het taakveld advisering gezien worden. De geslaagde molenaars krijgen hun diploma uitgereikt tijdens de algemene vergadering van de Hollandse Molen.

      Fondsenwerving ten behoeve van derden

      In 2010 zijn nadere regels opgesteld over het toekennen van budgetten uit de fondsen van de BankGiro Loterij en de Gravin van Bylandt Stichting. In 2017 is het Molenfonds ingesteld waarin alle binnengekomen gelden van organisaties als de BankGiro Loterij en diverse stichtingen en bijdragen van het rijk, provincie en gemeenten in opgenomen worden. Hierdoor is de unieke situatie ontstaan dat moleneigenaren nu maar bij één loket terecht hoeven om gelden aan te vragen.

      In de loop van de jaren zijn er ook gelden binnengekomen via nalatenschappen in de vorm van eenmalige gelden en via nieuwe stichtingen die specifiek voor bepaalde molens opgericht zijn.

      Beheer en onderhoud eigen molens

      In 2010 had de Vereniging 13 molens in eigendom, in 2020 waren dit er nog 7. Een aantal molens zijn verkocht aan verschillende organisaties.
      Jaarlijks werden aan diverse molens onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd. In 2013 kwam de molen “De Roos” in Delft weer terug in bezit van de vereniging nadat deze in 2009 tijdelijk aan Prorail was overgedragen in verband met de aanleg van een spoortunnel in Delft.

      Opstellen beleid

      Dit taakveld heeft betrekking op vele terreinen, waaronder het financieel beleid. In het kader van dit beleid is de Stichting Fonds Aankoop en Onderhoud Molens opgericht. Deze stichting beheerd het vermogen onder andere door middel van een effectenovereenkomst met de bank Mees Pierson. 

      Ook aan het beleid met betrekking tot de werving van vrijwilligers is in de afgelopen 10 jaar veel aandacht besteedt. Er zijn diverse activiteiten ontwikkeld om meer aandacht voor de positie en de werving van vrijwilligers te krijgen.

      Organisatiestructuur van de vereniging

      De vereniging heeft een bestuur, bestaande uit 7 leden, die verantwoording aflegt aan de Algemene Vergadering. De Vereniging beschikt daarnaast over een bureau dat de dagelijkse werkzaamheden uitvoert onder leiding van een directeur. Tot 31 augustus 2017 was Dhr. L. Endedijk directeur van het bureau en werd per 1 september 2017 opgevolgd door Mw. N. Bakker. Het bureau bestaat in 2020 uit 14 medewerkers verdeeld over 8,3 formatieplaatsen.

      De documentatiebestanden worden beheerd door de Stichting Molendocumentatie.

      Geschiedenis van het archief

      In de verslagperiode waren de medewerkers zelf verantwoordelijk voor hun archiefbeheer. Wel was het een afspraak dat de stukken die betrekking hebben op individuele molens na afhandeling apart opgeborgen werden in hangmappen in vierladenkasten. De ordening in de kasten is per provincie en  chronologisch op plaatsnaam.  In de verslagperiode werd er ook steeds meer digitaal gecommuniceerd via onder andere mail. Dit heeft er toe geleid dat niet altijd alles aan het fysieke archief toegevoegd kon worden.
      Bij de voorbereiding van de bewerking van het blok 2010-2020 is afgesproken dat in ieder geval de stukken rond besluitvorming en verantwoording op papier afgestoten moesten worden. Bij de verschillende dossiers rond de individuele molens is daarnaast een blad toegevoegd waarin aangegeven wordt dat ook er ook digitale documenten aanwezig zijn en waar deze terug te vinden zijn. De financiële uitvoeringsadministratie is altijd apart opgeborgen en geordend op vernietigingsjaar. Deze stukken zijn opgeslagen in de archiefruimte op de 1e etage in het gebouw Zeeburgerdijk 139 en worden jaarlijkse na het verstrijken van de bewaartermijn vernietigd.

      Vrantwoording van de inventarisatie

      In 2020 is aan ArchiefBC de opdracht verleend tot het bewerken van het verenigingsarchief van de Vereniging De Hollandsche Molen. De uitvoering heeft in het eerste kwartaal van 2021 plaatsgevonden.

      Door de Stichting Molendocumentatie was reeds een inventarisopzet voor het archief gemaakt, uitgaande van een hoofdindeling in “Stukken van algemene aard” (notulen bestuur, jaarverslagen e.d.) en “Stukken van bijzondere aard” (organisatie, personeel en taakuitvoering). Bij de bewerking is van deze indeling uitgegaan, om zo aansluiting aan de bestaande inventaris te krijgen.

      Bij de bewerking bleek dat het verenigingsarchief zich niet beperkte tot de periode 2010-2020, maar ook zeer veel stukken van voor die periode bevatte, waarbij sommige stukken terug gingen tot 1970.  Bij eerdere bewerkingen is het archief geïnventariseerd in verschillende jaarblokken (1923-1979, 1980-1989, 1990-1999, 2000-2010), maar ook zijn destijds stukken uit eerdere jaarblokken toegevoegd aan de beschrijvingen van de periode die op dat moment geïnventariseerd werd. Deze methode is bij de huidige bewerking ook gevolgd. 

      Voor het bestand ‘Molenarchief’ is tijdens de bewerking afgesproken dat de aangetroffen stukken niet toegevoegd worden aan de reeds aanwezige dossiermappen per molen, maar dat er een nieuwe serie aangemaakt wordt. Dit, omdat het reeds aanwezige bestand erg vol zit en dat het veel verplaatsen van mappen en aanpassen van de bestaande doosetiketten zou opleveren. 

      Vanaf heden zijn er per molen twee mappen met documentatie aanwezig: een map met stukken van vóór 2000 en een map met stukken uit 2000-2020.

      In overleg zijn de stukken met betrekking tot het verstrekken van subsidie vanuit het Molenfonds opgenomen in het bestand ‘Molenarchief’. Bij de beschrijving van de molen is een code toegevoegd (MF-jaar-volgnummer).

      Het gehele te bewaren archief is materieel verzorgd (ontdaan van hechtmaterialen) en omgepakt in zuurvrije omslagen en verpakt in zuurvrije archiefdozen.  De totale omvang van het nieuw bewerkte archief is na bewerking 12,5 meter.

  • Hele toegang