Gerelateerde documenten

  • Stuur ons een reactie per e-mail
  • Permanent adres van deze pagina kopiëren naar het klembord

Archief

archief:10 Stichting Elektriciteitsopwekking / werkgroep windenergie
archiefvormer:Ir. F. D. Pigeaud en H. Wolzak
toegang:
gewijzigd:2017-08-07

  •  Inleiding
    • VOORGESCHIEDENIS
      De vraag of de ons zo bekende Hollandse windmolen kan bijdragen aan de steeds groeiende energiebehoefte door het opwekken electriciteit is volgens ir. F.D.Pigeaud door verschillende technici reeds in het. tweede decennium van onze eeuw geopperd. 
      De eerste, die er een praktisch bruikbare vorm aan heeft gegeven, is volgens hem de technisch hoofdambtenaar bij deStedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden, de heer K. Zierfuss. In samenwerking met de Nijverheidsorganisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek en de Vereniging De Hollandsche Molen (DHM) heeft hij in de periode 1947 tot 1951 proeven voorbereid en genomen in de Benthuizer poldermolen nabij Leiden. 
      De in een rapport van januari 1952 vastgelegde resultaten hebben duidelijk aangetoond, dat het praktisch mogelijk is in een poldermolen met de wind tegelijk een pompwerktuig aan te drijven en electriciteit op te wekken, aldus nog steeds de heer Pigeaud bij de officiële in gebruikstelling van de opwekkingsinstallatie voor electriciteit in de windkorenmolen 'De Hoop' te Werverhoof op 16 september 1955. (1)

      OPRICHTING 
      Op grond van deze resultaten stelde Pigeaud, bestuurslid van DHM, omstreeks 1950 voor om het vraagstuk in hoe verre windkracht dienstbaar zou kunnen zijn voor de opwekking van electriciteit op een uitgebreidere schaal te onderzoeken. 
      Op 28 januari 1952 kreeg deze wens vaste vorm in de oprichting van de Stichting Electriciteitsopwekking door Windmolens'. In 1964 werd de naam aangevuld met 'en Waterradmolens' . (2)
      De Stichting Stond los van de vereniging DHM, omdat voorzitter mr. P.G.van Tienhoven stelde dat DHM geen enkel financieel risico mocht lopen wanneer het streven van de Stichting zou mislukken. WeI is er op het personele vlak een grote samenwerking geweest, doordat de bestuursleden van de Stichting allen lid en vaak ook bestuurslid van DHM waren. Bovendien was DHM door de aktieve deelname van haar technisch adviseur, de heer Arie de Koning, zeer nauw betrokken bij alle onderzoeken. Voor de realisering van een plan tot opwekken van electriciteit in een concrete molen was immers eerst een bouwkundig en technisch onderzoek zonder meer een vereiste. En daarvoor was de know how van DHM onontbeerlijk.

      WERKWIJZE 
      In het eerste jaar heeft de Stichting een uitgebreide enquête gehouden onder de molenaars om te onderzoeken welke molens eventueel in aanmerking zouden kunnen komen voor opwekking van electriciteit, en welke molenaars aan een dergelijk project mee zouden willen werken. De resultaten van deze enquête en correspondentie met de betreffende molenaars zijn in het archief van de Stichting bewaard gebleven. (3) 
      Bovendien werd veel- aandacht besteed aan de administratieve en financiële regelingen en de noodzakelijke vergunningen en ontheffingen, die vooraf zouden moeten gaan aan- het tot stand brengen van een opwekkingsinstallatie, die de stroom zou moeten leveren aan een openbaar distributienet. (4) 
      Veel tijd vergde ook het technisch onderzoek naar diverse materialen, apparatuur en onderdelen. Omdat de aanwezigheid van een electrische verbindingskabel tussen de molen en het distributienet een doorslaggevende rol speelde, aangezien de noodzakelijke, aanlegkosten daarvan de rendabiliteit van de opwekkingsinstallatie zeer sterk zouden beïnvloeden, koos men in eerste instantie al vrij snel voor de windkorenmolens boven de poldermolens. (5)
      Terwijl de besprekingen te Schiedam niet erg succesvol verliepen (6), begon men in 1952 al met een ontwerp voor een electriciteitsopwekkingsinstallatie in molen 'De Hoop' te Wervershoof . (7)
      SneI daarna, in 1953, kon de aandacht besteed worden aan molen 'De Kraai' te Westbroek in Utrecht (8) en in 1954 aan de molen “De Traanroeier” op Texel, Oude Schild (9). 
      In 1961 werden pogingen ondernomen voor de watermolen 'De Ursulamolen' in het Leuldal te Nunhem (10). 
      Omdat men ook een ander technisch probleem wilde onderzoeken werd in 1955 een proefproject gestart om. te komen tot een automatische zwicht- en kruiinstallatie in de molen ‘Aeolus’, van de firma Bremer te Adorp, het bedrijf dat bij de realisatie van alle genoemde plannen intensief betrokken is geweest (11).


      PUBLICITEIT
      Het bestuur van de Stichting zag bijzonder goed in  dat een uitgebreide en positieve publiciteit alleen maar in het voordeel van het gestelde doel zou kunnen werken. Vandaar de vele publikaties in allerlei tijdshcrifte, de vele persconferenties en radiopraatjes, die met name de heer Pigeaud verzorgde.
      Ook de vele internationale contacten die hij met buitenlandse molendeskundigen onderhield werkten positief.
      In dat zelfde vlak ligt ook het feit dat mede op initiatief van Pigeaud in de Algemene bestuursvergadering van DHM dd. 7 maart 1953 een voorstel werd besproken om gezamelijk een periodiek ‘Molennieuws’ uit te geven.Naast mededelingen van DHM en uittreksels uit het jaarverslag kreeg de Stichting de mogelijkheid een en ander over de voortgang van haar werkzaamheden mede te delen (12)
      Het eerste nummer verscheen in mei 1954. Tien jaren lang, tot en met nr. 31 van januari 1964, voerde Pigeaud vanuit Hilversum de eindredaktie van dit blad. Daarna ging deze taak over naar het bureau van DHM te Amsterdam.
      Regelmatig werden onder de titel ‘Mededelingen’ de voortgang van de werkzaamheden, nieuwe plannen en wetenswaardigheden voor de geïnteresseerde lezer beschreven.
      Vanaf nr. 40, januari 1967, vinden we deze rubriek niet meer.
      In nr. 42, september 1967 treffen we nog een interessant verhaal aan over de plannen voor electriciteitsopwekking in de watermolen ‘St. Ursula’ in het Leuldal, maar de geïnteresseerde lezer moet tot april 1969, nr. 47, wachten eer er weer iets wordt medegedeeld door de Stichting.
      Nr. 51, april 1970 geeft een nieuwe rubriek ‘Molens en elektriciteit’ welke nog driemaal verschijnt nl. in nr. 55, 57 en 59, april en november 1971 en april 1972.
      Na de opheffing van de Stichting in 1972 verdwijnt met ingang van de 20ste jaargang, 1973 nr. 62, ook de naam van de Stichting als één van de twee uitgevers van Molennieuws. (13)

      FINANCIËN

      Financieel was de Stichting geheel zelfstandig, zoals DHM ook had bedongen. Jaarlijks ontving zij bijdragen van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, van de Stichting Edwina van Heek en diverse malen een substantiële schenking van haar secretaris-penningmeester ir. F.D. Pigeaud.

      Het Rijk stelde bovendien “aan daarvoor in aanmerking komende molenaars uitrustingscredieten voor stroomopwekkingsinstallaties van ten hoogste F 5.000,00 per installatie” in het vooruitzicht, af te lossen in 10 jaren, in bepaalde gevallen zelfs rentevrij, zoals we kunnen lezen in het eerste nummer van Molennieuws. (14)

      De Provinciale Besturen van Noord-Holland, Zuid-Holland, Gelderland, Drenthe en Noord-Brabant besloten al vrij snel naast de nodige vergunningen ook een subsidie te verlenen “aan een bepaald aantal stroomopwekkende molens” van twee cent per kilowattuur boven het tarief dat de molens van het betreffende electriciteitsbedrijf zouden mogen ontvangen voor geleverde electriciteit.

      De Vereniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland verklaarden zich bereid een basisprijs te betalen per kilowattuur overeenkomend met de prijs van 0,3 kg. kolen, vermeerderd met een toeslag van 0,2 kg. kolen. Totaal betekende dit een bedrag van 5 cent per kilowattuur in genoemde provincies.

      Slechts éénmaal heeft de Stichting een bijdrage verzocht en ontvangen van DHM groot F 500,00 wegens een bijdrage in het tekort op de begroting (15).

      Door een persoonlijke gift wilde de secretaris-penningmeester, de heer Pigeaud de Stichting meer armslag geven. Vernuft en volharding waren immers gezien de resultaten, met name in Texel, in ruime mate aanwezig. “Windkracht is er in Nederland te over, terwijl opwekking van electriciteit, indien deze zonder milieuvervuiling tot stand zou komen, welkom zou zijn.

      Toch bleek het niet wel mogelijk deze vier elementen, vernuft, volharding, windkracht en electriciteit tot een harmonisch geheel van enige economische waarde samen te voegen, zodat langzamerhand de gedachte rijpte om de vergroting van de armslag over te brengen van het technische vlak naar de persoonlijke sfeer”. Op de jubileumbijeenkomst bij het 50-jarig bestaan van de Vereniging DHM op 3 maart 1973 maakte de toen 80-jarige heer Pigeaud de oprichting van het “Molengiftenfonds voor Vernuft en Volharding” bekend. Dit alles schrijft de oud-secretaris en liquidateur van de Stichting ir. B.W. Colenbrander in Molennieuws nr. 20, april 1973.

      In een Memorandum inzake de liquidatie prijst de heer Colenbrander zich gelukkig uit de middelen van de Stichting een schenking te hebben kunnen doen aan het Molengiftenfonds die ‘de honorering ook in de toekomst mogelijk maakt’. Uit zijn liquidatierapport blijkt dat het resterend kapitaal van de Stichting ruim F 8.000,00 in het Molengiftenfonds is gestort. (16)


       

      OPHEFFING

      Na de realisatie van het project De Traanroeier kwam de wenselijkheid naar voren de werkzaamheden van de Stichting in te krimpen en aansluiting te zoeken bij een grotere organisatie.

      Pigeaud, 73 jaar oud, legde zijn secretariaatswerkzaamheden in 1966 neer. De heer B.W. Colenbrander, in 1964 benoemd tot plaatsvervangend secretaris, moest al snel, wegens werkzaamheden in het buitenland, vervangen worden door ir. D.C.C. Baron van Boetzalaar, die in 1965 werd benoemd tot 2e secretaris en in 1967 tot secretaris, als opvolger van Pigeaud. Daarna wisselde het secretariaat nogal vaak, totdat in 1969 de heer Colenbrander, terug uit het buitenland, de taak kon overnemen tot de opheffing in 1972. Hij werd aangesteld tot liquidateur van de Stichting (17).


       

      WERKGROEP WINDENERGIE

      Op 30 augustus 1971 wendde de voorzitter van de Stichting, mr. S.P. Baron van Bentinck en de secretaris, de heer B.W. Colenbrander zich tot het bestuur van DHM met het verzoek tot samenwerking. De vorm van deze samenwerking, zoals de Stichting deze zag, was niet haalbaar wegens het verschil in streven van de Vereniging en de Stichting, gebrek aan mankracht om aandacht aan dit technisch aspect te kunnen besteden en gebrek aan kantoorruimte en archiefruimte. Aldus de mededeling van mr. P.J. Mijksenaar, voorzitter van DHM op 15 oktober 1971 “wij achten dit tegenover de leden niet verantwoord”.

      Voortgezet overleg leidde er toe dat vier bestuursleden van de Stichting, de heren B. Kleinhuis, H. Wolzak, ir. J.M. Muller en J. van Mesdag werden opgenomen in het Algemeen Bestuur van DHM tijdens de Algemene Vergadering op 4 maart 1972.

      Aangezien DHM geen secties kent, werd gekozen voor het begrip ‘werkgroep’. Het was, aldus dit rapport, de eerste werkgroep van DHM (18).

      Het geven van voorlichting zag de Werkgroep als haar voornaamste taak. De secretaris legde een grote documentatie aan. Artikelen en kleine brochures waren tegen onkostenvergoeding in kopie op te vragen. Ruim 990 brieven die hij schreef hebben voor het grootste deel betrekking op het vragen en geven van deze documentatie (19).

      Daarnaast hield de werkgroep enig contact met de eigenaars van de gerealiseerde projecten.

      Na de opheffing in 1984 ging de secretaris Wolzak nog enige tijd door met het geven van inlichtingen middels het versturen van kopieën van de documentaire verzameling (20).


       

      GESCHIEDENIS VAN HET ARCHIEF

      Het archief van de Stichting wer door de eerste secretaris ir. F.D. Pigeaud opgezet en thuis te Hilversum beheerd. Dat verklaart dan ook de aanwezigheid van diverse stukken, die voorafgaan aan de oprichtingsdatum. Later, waarschijnlijk ca. 1966, werd het archief te Amsterdam bij DHM ondergebracht. Tijdens de gesprekken met het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) in Den Haag zegde deze instelling hulp toe bij de huisvesting van het archief. In 1976 werd het archief en de documentatie voor een groot deel daarheen overgebracht.

      Ambtenaren van het Algemeen Rijksarchief troffen de collectie in 1981 aan “in een tweetal verspreide ladenkasten en enige open dozen” op de zolder van het pand Prinsessegracht 23. In datzelfde jaar werden de stukken naar het Algemeen Rijksarchief overgebracht. Daar vervaardigde men een “Plaatsingslijst van het Archief van de Stichting Electriciteitsopwekking door windmolens (1952 – 1968) 1949 – 1968. De lijst omvat 98 nummers.

      8 januari 1982 verzocht mr. G. van der Flier, voorzitter van de pas opgerichte Stichting Molendocumentatie (SMD), mede namens DHM het archief en documentatie van de Stichting weer terug te mogen ontvangen. Hij stelde dat dit archief bij de opheffing in eigendom was overgegaan aan DHM. Bij gebrek aan voldoende archiefruimte had DHM dankbaar gebruik gemaakt van het aanbod de zaak zo lang bij het KIVI onder te brengen.

      Dit alles leidde er tenslotte toe dat de Rijksarchivaris van de Tweede Afdeling, drs. E. van Laar, bij schrijven van 22 juni 1982 aan DHM bedoeld archief wilde beschouwen “als door u in bewaring gegeven, zonder dat er afspraken zijn gemaakt in de zin van artikel 1 van de Archiefwet, zodat het archief onmiddellijk door u kan worden teruggevorderd”.

      In haar brief van 7 februari 1984 aan het bestuur van de SMD wees mevr. C.W.M. Inglot, belast met de inventarisatie van de archieven van DHM er op dat het archief van de Stichting op 8 januari 1984 daadwerkelijk was overgebracht, maar incompleet was, omdat het niet verder zou gaan dan 1968.

      Later werd duidelijk dat de secretaris van de Werkgroep, de heer H. Wolzak, het archiefdeel 1968 – 1972 thuis had bewaard.

      Mogelijk heeft hij dit van de liquidateur Colenbrander overgenomen. Na het overlijden van de heer Wolzak heb ik op verzoek van de weduwe het restant van het archief van de Stichting bij haar opgehaald en overgebracht naar het kantoor van DHM. Daar is het, overigens zonder beschrijving, in 54 zuurvrije omslagen verpakt en achter het oudere deel geplaatst.Ik heb deze toen beschreven in een supplement op genoemde Plaatsingslijst onder de nummers 101 – 154.

      Na de dood van de weduwe Wolzak werd door de dochter in 1993 het archief van de Werkgroep bij mij thuis afgegeven. Ook hierin zaten nog enige dossiers en losse stukken, welke behoren tot het archief van de Stichting. Ik heb deze beschreven in een ‘Tweede supplement’ onder de nummers 155 – 162.

      Het archief van de Werkgroep heb ik in 1996 beschreven in een ‘Voorlopige inventaris van het Archief van de Werkgroep electriciteitsopwekking door windmolens en watermolens 1973 – 1982 (1986)’.

      Ten slotte werd begin 1998 bij DHM een map afgegeven, afkomstig uit de boedel van wijlen ir. L.J. Pigeaud, zoon van ir. F.D. Pigeaud.

      Door dit alles was het totaal van de archieven en documentatie, geborgen in 33 dozen, moeilijk raadpleegbaar. De wens om het geheel eens definitief te beschrijven leefde al lang. In 1997 heb ik mij bereid verklaard deze taak op mij te nemen en heb ik het archief mee naar huis mogen nemen.


       

      VERANTWOORDING

      Aangezien de oorspronkelijke, adminitratieve opzet in de loop der jaren voor het grootste deel verloren was gegaan of niet meer gevolgd, heb ik getracht een logisch systeem op te bouwen, zowel van het archief van de Stichting, als dat van de Werkgroep.

      Ik heb er voor gekozen de voorstukken toch in het geheel van het archief op te nemen.

      Aangezien de werkzaamheden aan de diverse projecten elkaar overlappen heb ik gekozen voor de behandeling van de molens in geografische volgorde, van noord naar zuid.

      Offertes welke betrekking hebben op één bepaalde molen zijn onder die molen opgenomen.

      Dubbele exemplaren zijn verwijderd.

      Stukken welke ontvangen zijn als bestuurslid van DHM zoals convocaties, agenda’s en notulen van de bestuursvergaderingen van DHM zijn eveneens verwijderd, aangezien ze aanwezig zijn in het archief van DHM.

      Stukken, gevormd door Pigeaud als eindredacteur van Molennieuws zijn uit dit archief genomen en zullen met nog andere stukken bij DHM beschreven worden in een afzonderlijke inventaris van het archief van de redactie Molennieuws.

      De documentatie over windturbines en energieopwekking in het algemeen waren voor een groot deel opgenomen in een lijst op volgorde van binnenkomst. Ik heb er voor gekozen deze documentatie in te delen in enige rubrieken en vervolgens per rubriek de stukken per jaar op alfabetische volgorde te beschrijven.

      Aangezien in de correspondentie nog al eens verwezen wordt naar genoemde lijst heb ik een concordans samengesteld, zodat de oude nummers toch terug te vinden zijn. Niet alle nummers konden meer worden getraceerd of werden niet aangetroffen.

      In het archiefbestand werden tenslotte nog enige stukken aangetroffen van particuliere aard met name van de heren Pigeaud en Wolzak. Deze stukken zijn als een aanhangsel toegevoegd. Dat zelfde geldt ook voor enige dossiers van de heer Stockhuyzen als lid van de Commissie Plesman en de Commissie Windkrachtbenutting. Waarschijnlijk heeft hij deze stukken, gezien de materie, aan de Stichting of aan Pigeaud persoonlijk gegeven.


       

      AANTEKENINGEN

      1. Inventaris nr.162
      2. Inventaris nr. 19
      3. Inventaris nrs. 259 – 402
      4. Inventaris nrs. 42 – 54
      5. Inventaris nr.162
      6. Inventaris nrs. 248 – 255
      7. Inventaris nrs 143 – 180
      8. Inventaris nrs 107 – 142
      9. Inventaris nrs. 181 – 247
      10. Inventaris nrs. 256 – 258
      11. Inventaris nrs. 94 – 106
      12. Inventaris nr. 419
      13. Zie: Archief van de Redactie, bij DHM;
        Het blad Mededelingen is in de bibliotheek van DHM in te zien.
      14. Zie ook inventaris nrs 410 – 412
      15. Inventaris nr. 35
      16. Inventaris nr. 24
      17. Inventaris nr. 24
      18. Inventaris nr. 24
      19. Inventaris nrs. 426 – 432
      20. Inventaris nr. 433.
  •  Samenstelling van het bestuur van de Stichting
    • Voorzitter en Vice-voorzitters

      Prof. ir R.J. Forbes1952-1956 
      Mr. dr. P.G. van Tienhoven, vv1952-1953+
      Mr. B.H.A. van Kreel, vv1953-1956 
      Mr. S.P. Baron Bentinck 1957-1972 
      A. Bicker Caarten, vv1957-1962 
      Ir. C.E. van de Stadt, vv1963-1964+
      Ir. B.W. Colenbrander, vv1965-1969 
      Ir. F.D. Pigeaud, interim vv1967- 

      Secretaris/Penningmeester

      Ir. F.D. Pigeaud1952-1966 
      Ir. B.W. Colenbrander, plv1964 
      Ir. D.C.C. Baron van Boetzelaar,
      2e secretaris
      secretaris
      secretaris

      1965-1966
      1967
      1968
       
      Ir. J.G.L. Tersteeg, 2e secretaris
      secretaris
      1967
      1968-1969
       
      Ir. B.W. Colenbrander, secretaris1969-1972 

      Dagelijks bestuur

      behoudens de voorzitter en vice-voorzitter, de secretaris en plaatsvervangend of tweede secretaris en penningmeester werd het DB gevormd door:

      Jhr. T.A.J. van Eysinga1952-1956 
      A.J. de Koning1952-1972 
      E. Smit1957-1970 
      J.C. Mesdag1969-1972 
      B. Kleinhuis1970-1972 
      H. Wolzak1972 

      Leden van het Algemeen bestuur

      Ir. R. Baggerman1958-1969 
      Mr. S.P. Baron Bentinck1952-1972 
      Mr. H.C. Bergsma1966-1972 
      Dr. Ir. L. Beuken1961-1962 
      A. Bicker Caarten1954-1972 
      Ir. D.C.C. Baron van Boetzelaar1964-1972 
      Ir. H.J. Boon1959-1960 
      Ir. H.J. van der Burg1958-1968 
      Jhr. Mr. A.F.C. van Casembroot1952-1957 
      Ir. B.W. Colenbrander1963-1972 
      C. Kuipers1958-1963 
      Mr. dr. L.N. Deckers1952-1959 
      Prof. D. Dresden1952-1959 
      Ing. Ed. A. Driessen1960-1972 
      Dr. mr. P.J. Duparc1966-1972 
      Jhr. T.A.J. van Eysinga1952-1972 
      Ir. P.L. Fauël1959-1972 
      Prof. Ir. R.J. Forbes1952-1965 
      Prof. dr. ir. H.C.J.H. Gelissen1952-1960 
      Mr. A.L. Goedhart1958-1965 
      Jhr. Mr. M. de Goes van Naters1952-1961 
      H.G.A. Gransberg1952-1957 
      Dr. W.L. Groeneveld Meyer1952-1957 
      F.N.N. Hattink1961-1972 
      G. van Heek1958-1963 
      Mr. J.H. van den Hoek Ostende1966-1972 
      Ir. J.C. Hoornenborg1962-1972 
      Mr. R. Hotke1952-1967 
      A.J.M. de Keyzer1961-? 
      Ir. J.L. Klein1963-1972 
      B. Kleinhuis1963-1972 
      A.J. de Koning1968-1972 
      Mr. J. Korf1968-1972 
      Dr. E.L. Kramer1952-1957 
      Mr. B.H.A. van Kreel1952-1961 
      C. Kuipers1952-1963 
      W.J.L. van der Lande1952-1957 
      Ir. J. Ligthart1958-1972 
      Ir. A.J.W. van der Linden1958-1966+
      P. van Loon1953-1972 
      J.C. Mesdag1964-1972 
      J.C. Mink van der Molen1952-1972 
      Ir. J.M. Muller1966-1972 
      Ir. F.D. Pigeaud1952-1972 
      Ir. K. van der Pols1959-1972 
      J.A. Risseeuw1965-1972 
      Ir. H. Sangster1952-1957 
      C.J. van Schaardenburg1952-1965+
      G.J. Schras1953-1956 
      E. Smit1955-1972 
      Ir. C.E. van de Stadt1957-1964+
      Mr. F. Stapel1969-1972 
      Ir. F.H.A. van Stekelenburg1952-1962 
      Ir. F. Stokhuyzen1966-1972 
      Ir. J.G.L. Tersteeg1966-1972 
      Mr. dr. P.G. van Tienhoven1952-1953+
      Mr. J.W.H. van Uden1964-1969 
      Ir. L.T. van der Wal1952-1953 
      Jhr. Mr. E.W.J. van Weede van Dijkveld1953-1958 
      Mr.R.H. Woltjer1954-1964 
      H. Wolzak1970-1972 
      J.K. Zierfuss1952-1965 

       

  • Hele toegang